Telkens we aan een nieuw district beginnen krijgen we de indruk dat de mensen terug een stuk negatiever reageren dan in het vorige district. Het lijkt wel dat hoe langer we in een district rondtrekken, hoe meer sympathie de mensen voor ons krijgen. Is dat toeval of zou daar echt iets van waar zijn? Vandaag was het ook zo. Ik heb onze eerste dag in Berchem veel meer negatieve reacties gehad dan de voorbije dagen in Deurne. Mijn kompaan kan er van meespreken. Van de morgen zat het er bij hem ook al tegen.
“Vor waddist?” snauwde een zichtbaar geïrriteerde vrouw hem toe nadat ze de deur had open gezwierd en Bachir nog geen woord had uitgebracht.
“Goedemorgen mevrouw, het is…”
“Nee! Nee! Nee! NEE!!” onderbrak ze hem wild waarop ze *BAM!!* de deur terug dichtsmeet. De beweging heet inderdaad ‘NEE’ mevrouw, maar u hoeft het daarom niet vier keer na elkaar als een ongestelde teef in ons gezicht te blaffen.
“Waarom slaagt ze nu na die paar nietszeggende woorden de deur al dicht?” vroeg ik me af. “Een seconde daarvoor vroeg ze nog expliciet naar waarom ge aan haar deur stond! Dan verwacht ze toch een antwoord?”
“Misschien omdat ik haar een goedemorgen wenste. Ze had misschien helemaal geen goede morgen achter de rug, en vandaar dat ze aanstoot nam aan mijn vriendelijke begroeting?” deed mijn kompaan een poging om het bizarre gedrag te verklaren.
“Dat moet wel. Het is ook de enigste oorzaak die ik kan bedenken. Maar waarom heeft ze dan zo’n slechte morgen gehad denkt ge?”
“Wel het blijft uiteraard speculatief…” begon mijn kompaan op een geleerde toon, “…maar zou het kunnen dat ze zojuist hare vent heeft betrapt met een toeterboekske?”
“Best mogelijk, waarde conflater, best mogelijk. Het is inderdaad bijzonder asociaal van een partner om zo ’s morgens vroeg trompet te beginnen spelen op zijn eentje. En zelfs al is zijn vrouw niet zo bedreven in het fluitspelen, dan nog is het niet heel sympathiek van hem om geniepig te beginnen toeteren terwijl ze slaapt.”
Als dat het geval was dan hebben we alle begrip voor haar verzuurde reactie vanmorgen. Het waren natuurlijk ook niet allemaal negatieve reacties die we kregen vandaag. Het blijft een feit dat de meeste mensen vriendelijk op ons reageren. Er zijn er zelfs die ons grapjes vertellen aan de deur.
“Ik stem vor de nudisten, want die kunne hun zakken ni vullen!” beweerde een man nadat mijn kompaan zijn zin had gezegd.
“Maar de nudisten komen niet op voor de verkiezingen!” antwoordde Bachir geamuseerd.
“Awel ja daarom ga ik ni stemmen!”
Dus ge hoort het hé mensen. Stelt u verkiesbaar in uwe blote flikker en ge hebt toch al minstens meneer zijn stem. Wij van onze kant houden, zonder dat we onze zakken gaan vullen, voorlopig nog onze kleren aan. Bloteflikker-strategieën laten we wel over aan de politieke partijen die niet van een beetje zelfprostitutie terugschrikken om stemmen te halen. (En in hun blote flikker zouden ze hun zakken nog altijd vullen zenne meneer. Kleren of geen kleren, ze zullen wel een plaatske vinden om het te steken.)
Zoals gezegd in het vorige dagboek hebben wij veel respect voor de mensen van de derde leeftijd. Maar wat de oude vrouw die ik tegen het einde van de dag ontmoette betreft is dat respect geheel niet wederzijds. Ze kwam eerst door haar gang gesleft om door het glazen venstertje van haar voordeur te piepen. Toen ze me eens vluchtig had bekeken verdween ze terug haar gang in. ‘Ze zal de sleutel van de voordeur gaan halen zijn zeker?’ dacht ik bij mezelf, want dat gebeurt nog al meer. Even later kwam ze terug tot aan haar deur en gluurde ze een tweede keer even door het venstertje om te zien of ik er nog stond. Eindelijk opende ze haar deur en kon ik aan mijn zin beginnen.
“Goeiedag mevrouw, het is om u even te zeggen dat u bij de volgende gemeenteraads…”
“Gijse vuile shmiieejrlap!” mompelde ze binnensmonds en ze trok de NEE-flyer die ik vast had venijnig uit mijn hand. Ze mompelde nog een paar woorden naar me die ik met de beste wil van de wereld niet kon verstaan. Dat was misschien omdat ze geen tanden had en er wat speeksel uit haar mond droop tijdens het spreken.
“Wat is het probleem mevrouw?” vroeg ik voorzichtig, niet goed wetend hoe te reageren.
Nu verscheen haar andere hand van achter haar rug waarin ze een of ander soort spuitbus hield. Tot mijn grote ontsteltenis richtte ze de spuitbus op mijn gezicht! Ik sprong met een reflex pijlsnel naar achter terwijl ik mijn armen voor mijn gezicht wierp.
“Mokt da ge weg zé smiiiiiieejrlap!” zei ze opnieuw, gevolgd door een uitvoerige vloek waarbij ik glimpsen van haar naakte tandvlees kon zien en waarin ik met moeite de gemompelde woorden ‘hondenstront’ en ‘oep oe gezicht’ kon herkennen. Ze spoot nu met de spuitbus in mijn richting. Ik stond op scherp, klaar om de straal te ontwijken, maar er kwam enkel een kleine nevel uit de spuitbus gevlogen. Ik stond ver genoeg om daar niet door geraakt te worden, en nu zag ik pas dat het geen traangas of iets dergelijks was, maar gewoon een bus met haarlak. Een man die aan de overkant van de straat zijn hond uitliet stond dit bizarre tafereel met grote ogen gade te slaan. Hij dacht misschien dat ik deze bomma aan het aanranden was. Zo zal het er van op een afstand ongetwijfeld uit hebben gezien. Plots overtuigd dat ik al genoeg gel in mijn haar had om er nog een laag lak over te spuiten slefte de oude vrouw mopperend haar huis terug in en sloot snel de deur. Met alle respect voor de mensen van de derde leeftijd, maar zo boertig zou zelfs mijn bomma uit chakamaka niet gereageerd hebben.
Het dagboek is gebaseerd op waar gebeurde feiten. Verwijzingen naar en beschrijvingen van personen komen meestal overeen met de werkelijkheid, maar worden soms overdreven en in het belachelijke getrokken. Het is in geen geval de bedoeling bepaalde personen te beledigen, het is enkel en alleen de bedoeling entertainende literatuur aan te bieden.