Er zijn nogal wat mensen die niet goed begrijpen wat we aan hun deur komen doen. Veel mensen lijken verbaast te zijn wanneer ze ontdekken dat we enkel maar een papiertje met wat informatie komen afgeven. Er zijn ook mensen die onmiddellijke denken dat we verkopers zijn en dat we hen iets willen aansmeren dat ze zogezegd nodig zouden hebben.
“Kheb niks nodig!” was bijvoorbeeld de vijandige reactie van een nogal onbeleefde dame die vervolgens haar deur zo nijdig dichtsloeg alsof ze net haar favoriete plastieken toeter had versleten. Ze had misschien wel iets nodig. Een beetje elementaire beleefdheid en een échte toeter bijvoorbeeld. Het is niet onze schuld dat uw speelgoed zo rap kapot gaat hé madam.
De vraag “Wat hebt u nodig?” hebben we ook al één keer gekregen, maar die is veel zeldzamer. De algemene eerste indruk is toch dat we verkopers zijn of bekeerden die het Woord komen verkondigen. Er zijn echter ook mensen die bezorgd zijn om ons.
“Scheelt er iets?” kwam de oprechte vraag een tijdje geleden van een man die om de hoek van zijn huis verscheen nadat ik had aangebeld. Ik vond die vraag eerlijk gezegd nogal vreemd. ‘Het is toch wel bijzonder vriendelijk dat die mens zoveel om zijn medemens geeft dat hij eerst en vooral wil weten of er ons niks ernstigs overkomen is’ dacht ik eerst bij mezelf. Maar toen ik de perplexe blik in zijn ogen zag waarmee hij naar ons stond te gapen begon ik toch twijfels te krijgen bij de betekenis van zijn vraag. En nu ik er terug over nadenk… die kerel dacht waarschijnlijk dat wij een paar stapelzotte mafketels waren. Bij het aanschouwen van twee mannen die in de hitte van de stralende zonneschijn gekleed gaan in lange zwarte frakken kan men zich terecht vragen stellen bij de eigenlijke gevoelswaarde van een vraag als ‘Scheelt er iets?’.
‘Juist uit het zottenhuis ontsnapt mannekes? En waddist met die kleren jongeskes? Hadden ze geen Napoleon kostuums meer en zijt ge dan maar voor vampiers gaan solliciteren? Kunt ge u verwarmen? Nog een sjalleke nodig? Hebben de mama en de papa teveel kletsen op de poep gegeven toen ge klein waart? Of misschien teveel aan de speer van bepaalde kunstzinnige Deurnenaars geregen geweest? Doet het daarom zo pijn in jullie hoofdjes (of in bepaalde zones van de endeldarm)?’ zijn mogelijk reëlere interpretaties van deze man zijn vraag. Ik heb maar gewoon geantwoord dat er niets scheelde en dat we hem gewoon maar even wilden informeren. Zijn bezorgdheid was dan ook plotsklaps verdwenen.
We zijn een tijd geleden ook een vent tegen gekomen die écht niet wist wat met die NEE-flyer aan te vangen. Hij heeft hem wel aangenomen, maar zelfs nadat ik hem de uitleg had gegeven stond hij daar als verstijfd met het papiertje in zijn hand.
“En wa moetkik hier dan me doeng? Verscheure toch hé?” zei hij plots. Verscheuren? Was dit een debiel waar ik mee te maken had? Of was deze vent weer zo’n zak frustraties die een poging deed tot sarcastische humor?
“Euh… da’s gewoon wat meer informatie. Om u op de hoogte te brengen…. ?” Ik zocht naar enig teken van begrip in zijn ogen, maar daarvan was niet veel te bespeuren. In plaats van begrip begon ik afkeer en arrogantie in zijn gezicht te herkennen. Ik vrees dat het eerder een poging tot sarcastische humor was dacht ik bij mezelf.
“Allé wa moetkik doar dan me doeng? Da toch mor verscheure hé?” zei hij opnieuw nu met minachtende spot. Maar op zijn gezicht was enkel maar ernst te zien.
“Och sukkeleir! Kom!” riep hij nijdig en sloeg zo gefrustreerd zijn deur dicht alsof hij zijn toeter zelfs met behulp van enkele toeterboekskes niet meer aan het toeteren kreeg. Het is niet omdat ge uw toeterliteratuur verscheurd wanneer het zijn job niet meer doet dat ge dat ook met onze flyer moet doen hé meneer.
We zijn vandaag om drie uur al gestopt de mensen met ons deur aan deur bezoek te verwarren en te irriteren omdat we samen met onze vriendinnen moesten gaan ‘shoppen’. Maandag gaan we samen met hen naar de opening van de boekenbeurs, en we moesten vandaag mee naar de klerenwinkels gaan om het te helpen geschikte kledij uit te zoeken. Jongens wat een miserie toch. Gaan winkelen is niet voor ons weggelegd. Die paar uurtjes winkels afkuieren leken ons langer dan een hele dag lang van deur tot deur gaan. De man die elk weekend met zijn vriendin voor kleren gaat winkelen verdient ons medelijden. Die man verricht zwaarder werk dan het ondernemen van een jaarlange inforeis.
Het dagboek is gebaseerd op waar gebeurde feiten. Verwijzingen naar en beschrijvingen van personen komen meestal overeen met de werkelijkheid, maar worden soms overdreven en in het belachelijke getrokken. Het is in geen geval de bedoeling bepaalde personen te beledigen, het is enkel en alleen de bedoeling entertainende literatuur aan te bieden.